De Zondagen

Jeruzalem ontwaakt vol grijze mussen,
die de verlaten straten hebben ingepikt.
In het lokaal, dat ruikt naar boenwas
en vergeten oude boeken
is de Zondagsschool,
waar de verhalen over het Heilig Land
worden voorgemompeld.
Op het flanellen bord,
zwart en glanzend als een rouwkleed,
worden door bruingerookte vingers
figuren opgeplakt in felle kleuren
voor een stenen muur of rots.
Vaak dwarrelen ze naar beneden,
Farizeeƫrs of kamelen,
soms ook Jezus zelf
in zijn met Radion gewassen jurk.
Daarna het heilig middagmaal
van pruttelsoep en kookpudding
met zijn eigen trommelvel.
Op die landerige middagen
van doppinda’s op oude kranten
en twee koekjes bij de thee,
waarin volwassenen opgewonden rusten,
zie je soms een engel met gouden lokken
voorbij fietsen in een minirok.
Of een valse Duitse herder,
die naar je loert vanuit een donkere schuur.
Dit is het land van melk en vetgemeste voederbiet
en geen verbeelding.
Hier krijgt ook Christus keurig een kwitantie
voor een bewezen wonder.