Schoolreisje

Roomkleurig, kartonnen koffertje,
glimmend van de boter
van een in de bus gestoofde boterham.
In bos of speeltuin
zoek ik het sprookje,
de anderen slechts de gein.
Op de achterbank de grote jongens
in hun blote bast,
de nu al geslaagde bouwers,
ze lachen met hun grote vuisten.
Ik kan niet tegen de drukte,
ben daarom drukker dan de rest.
Ik kan niets worden,
ben achter iedere volzin
slechts een kleine stip.
Als we weer naar huis gaan,
komt alles weer terug
in het donker van de dromen
en kom ik later thuis.